Als we het over gezond eten hebben, is het handig wanneer iedereen weet waar het over gaat. Daarom hebben we onze meestgebruikte termen op alfabetische volgorde onder elkaar gezet. Ben je het eens met onze keuze?
ADH: De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) is een maat van de Gezondheidsraad om aan te geven hoeveel van een voedingsstof mensen dagelijks nodig hebben om gezond te blijven.
Biologisch: Bij de productie van biologisch voedsel wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met milieu, dier en mens.
Calcium: Een mineraal dat nodig is voor de opbouw en het onderhoud van de botten en het gebit. Calcium zit in melk, kaas, groenten, noten en peulvruchten.
Diabetes: Een verzamelnaam voor twee verschillende chronische ziekten: diabetes type 1 en diabetes type 2. Bij beide ziektes werkt de opname van suiker door lichaamscellen niet goed. Daardoor blijft er te veel suiker in het bloed zitten.
E-nummers: Stoffen die aan voedingsmiddelen worden toegevoegd. Voorbeelden van toevoegingen zijn kleurstoffen, smaakversterkers en conserveermiddelen.
Functionele voeding: Bij functionele voedingsmiddelen is een bestanddeel toegevoegd of juist verwijderd om de gezondheidswaarde van dat product te verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan margarine die het cholesterol verlaagt.
Glycemische index: Een maat om aan te geven hoe snel koolhydraten in de darm worden verteerd en als glucose in het bloed worden opgenomen. Producten met een hoge GI zijn bijvoorbeeld gebakken aardappelen, brood, cornflakes en popcorn. Pasta, peulvruchten en fruit hebben een lage GI.
Halfvitamines: Stoffen die ooit vitamines zijn genoemd, maar waarvan later bleek dat ze dit niet waren.
IJzer: Een mineraal dat onder meer voorkomt in vlees, vis en gevogelte, groenten en brood.
Jodium: Een mineraal waarvan het lichaam maar erg weinig nodig heeft. Het zit in brood dat gebakken is met bakkerszout, zeewier, zeevis, eieren en sommige vleeswaren.
Keurmerk: Helpt bij het kiezen voor gezondere en meer duurzame producten. Er zijn alleen helaas veel keurmerken in Nederland waarvan onduidelijk is wat deze betekenen.
Lactose: Een suiker die in melkproducten voorkomt.
Mineralen: Stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken, net als vitamines. Ze zijn onmisbaar voor een goede gezondheid en normale groei en ontwikkeling.
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit: De NVWA ziet erop toe dat ons eten veilig is.
Onverzadigd vet: Type vet dat bekend staat om de gunstige gezondheidseffecten. Niet te verwarren met verzadigd vet.
PAK’s: Kankerverwekkende stoffen die kunnen ontstaan als je eten laat aanbranden.
Quinoa: plant waarvan de zaden als graankorrels worden gebruikt in de keuken.
Referentie-innames: Wettelijk vastgelegde richtwaarden voor een gebalanceerd voedingspatroon. Het geeft aan hoeveel energie, voedingsstoffen, vitamines en mineralen een gemiddelde volwassene per dag nodig heeft. Of wat maximaal nog past binnen een gezond voedingspatroon.
Superfoods: Voedingsmiddelen waarvan wordt gezegd dat ze een hoog gehalte aan voedingsstoffen of bioactieve stoffen bevatten, zoals vitamines, mineralen en antioxidanten.
Transvet: Onverzadigd vet dat nog slechter is voor de gezondheid dan verzadigd vet.
UTZ Certified: Een keurmerk voor koffie en andere producten die afkomstig zijn van producenten die oog hebben voor mens en milieu.
Verzadigd vet: Een soort vet die bekend is door de ongunstige gezondheidseffecten.
Wet Voedselinformatie: Europese wet die eisen stelt aan de informatie over voedingsmiddelen die aan consumenten verstrekt moet worden. Zo zijn er voorschriften voor wat er precies op het etiket moet staan.
X-vorm aan noten: Enkelvoudige dopvruchten die als volwaardige vleesvervanger kunnen dienen. In noten zit veel vet, vooral onverzadigd vet. Hoeveel verzadigd vet ze leveren verschilt per soort.
Yoghurt: Een zuur melkproduct. Dit komt doordat bacteriën melksuikers uit melk omzetten in melkzuur. Yoghurt past in een gezond voedingspatroon en is daarom opgenomen in de Schijf van Vijf.
Zoetstoffen: Stoffen die door fabrikanten aan voedingsmiddelen worden toegevoegd om ze zoeter te maken, zonder suiker toe te voegen. Zoetstoffen hebben altijd een E-nummer.